Vul een financieel begrip in en lees praktische, begrijpelijke en objectieve informatie.
Hoe bereken ik de eigenwoningreserve en eigenwoningschuld?: http://bit.ly/dfs641-rekenmodule-eigenwoningreserve
belastingdienst.nl/rekenhulpen/bijleenregeling/
Bijleenregeling (1 januari 2004). De (hypotheek)renteaftrek is een belangrijke kostenpost voor de begroting. Al jaren wordt de (hypotheek)renteaftrek afgebouwd. Een belangrijke stap in dit proces is de bijleenregeling. Op basis van de bijleenregeling kunt u bij verkoop een deel van de rente op de financiering van uw nieuwe woning niet meer aftrekken. De regeling houdt in dat de nieuwe, aftrekbare, (hypotheek)schuld (eigenwoningschuld) niet meer kan bedragen dan de aankoopprijs (inclusief kosten) van de nieuwe woning verminderd met de overwaarde op de oude woning.
Kosten zijn ondermeer taxatie-, kadaster-, makelaars-, notariskosten, die verband houden met het verwerven van het pand, en overdrachtsbelasting. Zie onder Aftrekbare kosten.
Vanaf 2010 behoren meegefinancierde financieringskosten wel tot de eigenwoningschuld. Dit geldt alleen voor leningen aangegaan met ingang van 1 januari 2010.
De overwaarde bedraagt de verkoopopbrengst van het oude huis (na kosten) verminderd met de resterende eigenwoningschuld.
N.B. Bij een hypothecaire lening met aflossingen geldt dus niet de oorspronkelijke hoofdsom van de hypothecaire lening. De wettelijke term voor overwaarde is vervreemdingssaldo. De regeling geldt ook bij permanente verhuur van uw eigen woning, schenking van de woning aan uw kinderen of als u uw woning als ondernemingsvermogen opgevoerd heeft.
Door verkoop ontstaat een bedrag waarover geen aftrekbare eigenwoningschuld in Box 1 mogelijk is (eigenwoningreserve). Het vervreemdingssaldo wordt toegevoegd aan de eigenwoningreserve. De eigenwoningreserve is verbonden aan de belastingplichtige en vererft niet. De eigenwoningreserve vervalt met ingang van 2010 na 3 jaar (voorheen 5 jaar), bij overlijden, aanschaf van een woning en aflossing van de eigenwoningschuld. De 3-jaarstermijn geldt voor eigenwoningreserves die op 1 januari 2010 bestaan. Verrekening van kosten tot verbetering van de woning met de eigenwoningreserve geldt vanaf € 5.000. Als na verkoop een restschuld overblijft, is sprake van een negatieve eigenwoningreserve. Ook die reserve geldt 3 jaar.
In 2010 is de goedkoperwonenregeling vervallen. Deze regeling hield in dat, als de koopprijs voor een nieuwe woning – na aftrek van de eigenwoningreserve – lager was dan de bestaande eigenwoningschuld, u een nieuwe financiering aan mocht gaan ter hoogte van de bestaande eigenwoningschuld. Het wegvallen van deze regeling kan nadelig zijn voor ouderen die een lage hypotheek hebben en van een groot huis verhuizen naar een flat. Of voor afzonderlijke woningbezitters die een gezamenlijke woning kopen.
De eigenwoningschuld is de schuld met aftrekbare rente aangegaan voor maximaal de verwervingskosten van de eigen woning, na aftrek van de eigenwoningreserve van de belastingplichtige en de fiscaal partner.